Camping/Kamperen

Laten we vooropstellen dat iedereen hier hun eigen mening over mag hebben en dat er geen oordeel is van mijn kant, maar ik vind kamperen dus echt verschrikkelijk. Misschien komt het omdat ik ben opgegroeid op de bodem van het sociaal economische schaaltje. Tijdelijk wonen in een huis van polyester/katoen dat je zelf in elkaar moet zetten, waar je niet in kan staan, waar geen badkamer is, klinkt nou niet echt als een upgrade.

Ah fijn. Wij gingen dus wel een paar dagen naar een camping met onze tieners en we hadden een stacaravan gehuurd. Ook verschrikkelijk, maar wel een andere orde van verschrikkelijkheid. Op deze camping waren VEEL NEDERLANDERS met tenten en Caravans. Na een paar dagen kwam ik tot de conclusie dat kamperen dan wel niet mijn ding is, maar De Camping wel. De pluspunten op een rij:

  • De hele dag mensen kijken (en als je het doet zoals ik, zonder interactie! Dat is een dubbel pluspunt).
  • Genieten van andermans gezinsdynamiek en gesprekken. “Nee Faas, vandaag smeren we onze baquetje bij de staplaats, wil je Liselore even roepen.” Brrr.
  • Camping Kleding etiquette: als het maar niet klopt en veel voetbalshirts.
  • Woensdag is blijkbaar wasdag. En dat is grappig, want dan hangen er lijntjes van tenten en campers naar bomen en kan je de hele dag binnenkijken in iedereens kledingkast.
  • Aankomstdag. Dit is denk ik mijn favoriet. Overbeladen caravans worden door vermoeide vaders naar de plek gemanoeuvreerd. Er komen weinig moeders achter het stuur vandaan, dat vind ik interessant en ik neem me voor dat als we ooit met een caravan gaan rijden, ik rijd. Uit de grote Action/Albert Hein/Hema tassen komen de zelf meegebrachte boodschappen tevoorschijn. Pindakaas, Hagelslag, Jam. Maar ook: opblaasdieren, boarden, tennisnetten, mountainbikes, klapstoelen, tafels, koelkasten, tenten waar kinderen in moeten slapen met luchtbedden/beddengoed. Alles verschijnt uit het huisje op wielen. Een overkapping wordt gespannen zodat er een tuin ontstaat waar die tafel en stoelen in kunnen. Magisch interessant. Niemand is vrolijk, de kinderen zijn druk en lopen in de weg, moeder schreeuwt, vader zwijgt. (grappig is dat als je een paar dagen later kijkt, de inburgering compleet is, er wordt afgesproken met de (tevens Nederlandse) buren, het ontbijt is stokbrood met jam, alles heeft een plaats. De koelkast zoemt, de waslijn hangt. Etenstijd is zo rond zessen. Het is net als thuis…
  • Bijna net zo leuk: vertrekdag. ALLES moet weer in de caravan. Echt te leuk.

De hond is veel uitgelaten als observatie excuus 😀

Ontbijten als een echte Hollander (de New York-versie)

Na ons immigratie verhoor, een te dure taxi rit, en een korte incheck procedure in ons hotel, staan we om 20 uur ’s avonds jetlaggerig in New York City. Het regent, en ik heb gympen aan van stof. Het feit dat ik natte sokken heb, en we allebei honger hebben betekent dat de gezelligheid op de proef wordt gesteld.  Gelukkig vinden we snel een semi-toeristisch pizza restaurant, en bestellen twee grote pizza’s en twee grote glazen rode wijn. De man vertelt dat ze geen vergunning hebben en dat ze geen alcohol verkopen. Ik wil hem slaan (want honger) en vragen waarom ze het dan op het menu zetten maar zeg op een net iets te gemeende kinderlijke toon: “But wine makes me happy.” Wijn maakt hem ook blij.

Achter ons komen Nederlanders zitten, en omdat ik nul contact wil praat ik (slecht) Frans afgewisseld met (goed) Engels. Mijn man accepteert het zonder mokken, ondertussen is hij gewend aan mijn rariteiten of hij maakt een goede afweging (want honger, natte sokken, en moe, staat gelijk aan onredelijk ruziĂ«nde vrouw). De pizza’s zijn groot en warm en we eten ze in kortere tijd op dan ze gemaakt zijn. Daarna gaan we weer de regen in.

We besluiten dat deze dag lang genoeg geduurd heeft en lopen terug naar het hotel. Onderweg kopen we in een wine & liquor store een fles Rioja. Gelukkig denken we er op tijd aan dat we geen glazen hebben en geen kurketrekker. No problem, blijkt. We kunnen plastic in elkaar zet glazen (voor tien dollar) kopen en ze willen de kurk er daar aftrekken (voor gratis). Als twee blije kinderen met natte sokken lopen we de laatste meters naar ons hotel en drinken twee plastic glazen wijn en gaan slapen. Ik droom over liften en klokken.

De nacht is vreemd. Vanaf half twee zijn we afgewisseld wakker en om half zes is het echt klaar. Ons lichaam snapt er niks meer van en we hebben honger. Het ontbijt is doordeweeks van 6-9 dus om een minuut over zes staan we in het minizaaltje waar het ontbijt geserveerd wordt. We zijn de enige.

Er is ook geen ontbijt.

Wel koffie, maar daar kan je niet op kauwen. We maken expres herrie met een stoel. De ontbijt mevrouw verschijnt niet veel later met spullen voor het ontbijt (geen eten). Ze zegt dat het ontbijt er aan komt. We liegen dat het geen haast heeft. Ergens schamen we ons (eigenlijk alleen ik). De mevrouw zegt dat ze altijd honger heeft als ze vroeg wakker is en sjokt weg richting de keuken. Er komt brood, maar geen beleg. Koek, cake en harde croissantjes volgen. We proberen het allemaal en vinden het niks. Een dunne man verschijnt precies op het moment dat de ontbijt mevrouw een schaal roerei met worst brengt. Waarschijnlijk wist hij uit ervaring dat die pas om half zeven zou komen. Hij schept drie grote borden op. Een andere, dikkere meneer komt binnen en trekt na een korte observatie aan kastjes en laden, op zoek naar ander eten. Ik oordeel niet, en waardeer zijn inspanning. De koffie is gelukkig wel lekker.

Ik eet de komende dagen mini verpakkingen Kellogg’s zonder melk. Deels omdat mini verpakkingen me fascineren en het me aan chips doosjes doet denken, maar vooral omdat ik de rest niet wil. Ik denk dat het iets Nederlands is, we hebben voor het ontbijt betaald, dus we komen ontbijten. Pas op de derde dag breekt ons ingebakken nationalisme en besluiten we de komende dagen te eten bij de fancy Franse bakkerij verderop. (Chococroissantjes! Blueberry Muffins! Fruit!)

En ja, we halen wel eerst koffie in ons ontbijtzaaltje.

Tijd Doden (of: Toen ik geen bom mee had genomen naar Schiphol)

Ik woon vrij dichtbij Schiphol; het is twintig minuutjes met de auto, een uur met het OV en een uur op de fiets. Maar niemand gaat fietsend naar Schiphol. Denk ik tenminste.

Op deze betreffende maandagochtend haalt een vriend ons op, om ons twintig minuten later af te zetten bij aankomsthal nummer 1. Dat is heel aardig van hem, omdat betaalbare vluchten nooit op normale tijden gaan. Het is 05:20 op het moment dat we onze rolkoffers naar binnen manoeuvreren. We hebben rolkoffers, want we willen niet extra betalen voor bagage en we willen niet wachten bij een roterende band en kostbare tijd verspillen, maar we willen vooral niet betalen.

Het voelt een beetje alsof ik een kater heb en ik ben zenuwachtig. Het lukte namelijk niet om thuis online in te checken. Ik kreeg een melding dat ik me moet melden bij een balie. Mijn man heeft wel een boardingpass en nergens last van. Behalve van mij, want als ik niet weet hoe dingen gaan lopen, word ik semi-angstig en dan ben ik vervelend. Wat als ik die visum dingen niet goed heb ingevuld? Wat als ze denken dat ik een terrorist ben omdat ik ooit een filmpje gedeeld heb op Twitter waar een geblinddoekte moslim vraagt om een knuffel aan voorbijgangers om het punt te maken dat moslim zijn niet betekent dat hij een terrorist is? Heel normaal ben ik, zie je.

De mevrouw bij de balie snapt het ook niet en geeft me een boardingpass. Je zou denken dat dit genoeg is om me gerust te stellen, maar het angstgevoel is er nog en ik weet dat het pas weg gaat als ik in een bus boven een oceaan hang, zwevend gehouden door natuurkundige processen die ik niet begrijp. We lopen doelloos rondjes, kopen een dure vieze panini, drinken koffie om ons lichaam wijs te maken dat het nu echt ochtend is en mogen na twee uur tijd doden eindelijk naar de gate.

Mijn naam wordt omgeroepen. Het blijkt dat ik van tevoren als steekproefgelukkige ben uitgekozen door de Amerikaanse overheid. Toch dat Twitterfilmpje. Ik word raar zenuwachtig en zeg alle dingen die je niet moet zeggen. (In de trant van: ‘Haha ik heb heus geen bom, want in dit kleine koffertje paste net mijn andere schoenen en kleren voor een week”). Ik word afgestoft door een aardig uitziende jonge vrouw met een langwerpig wit lapje. Onder mijn riem, rand van mijn sokken, mouwen, alle plekken waar explosieve deeltjes blijven hangen.  Ik word onschuldig verklaard.

Het kleine voordeel van deze mini paniek aanval is dat we eerder mogen boarden. Een ouder stel is ook uitgekozen om gecontroleerd te worden. Ik bijt op mijn lip om niet te vragen of ze ook moslim-filmpjes gedeeld hebben, wel zeg ik in mijn zenuwen iets als: “Wat goed dat jullie ook geen C4 hebben meegenomen deze keer.” Laat het duidelijk zijn dat smalltalk niet mijn sterkste kant is.

Eenmaal in de lucht, en vier hoofdstukken verder in het boek dat ik lees (Circe, van Madeline Miller = aanrader), kan ik weer normaal ademhalen. Ik kijk twee films, en dommel in slaap met mijn nek in pijnlijk hoeken.

Acht uur en een acht keer ontregelder lichaam later, staan we bij de immigratiedienst van New York die mij heeft uitverkoren om uitgebreide vragen te stellen. “What are you here for?” Geen grapjes maken over bommen Irene.  Ik zeg dat ik mijn verjaardag ga vieren in New York, lach leuk, doe vrolijk. Hij lacht niet.

Wel moet ik mijn vingerafdrukken inleveren op een apparaat.

Opeens

Het gebeurde op een doodgewone donderdag. Ik liep door het duin met de hond, en toen: Poef! Van het ene op andere moment was ik een persoon van middelbare leeftijd. Sommige mensen kiezen een kunstmatig moment om te besluiten dat ze dit heugelijke punt bereikt hebben, zoals het vieren van een bepaalde verjaardag, laten we zeggen de 40e.

Het internet vertelt ze dat ze hierin gelijk hebben en bestempelt de tijd tussen je 40e en 65e inderdaad tot “middelbare leeftijd”.  Deze levensfase wordt opgevolgd door oud/bejaard zijn en daarna hoef je alleen nog maar dood te gaan.  Mijn Poef! moment kwam precies twee maanden nadat ik veertig was geworden in de vorm van een zwart grijs vogeltje: de witte kwikstaart.

Niet dat ik dat wist op die donderdag in het duin. Op dat moment was het alleen nog een leuk zwart-wit-grijs vogeltje dat dichtbij kwam zitten, mijn telefoon was ik namelijk thuis vergeten (een duidelijke voorbode op dat middelbare gebeuren, zou je kunnen denken). Eenmaal thuis klapte ik mijn computer open en typte in de zoekbalk de omschrijving van de veren. De kwikstaart verscheen meteen.

De kwikstaart verscheen tegelijk met de gedachte: ik ben nu officieel bejaard en twee stappen verwijderd van de aanschaf van een verrekijker (gekocht) en een lidmaatschap van een vogelkijkclub (over +/- 25 jaar denk ik).

Slakkenmensen

Dit is geen stukje over dat ik heel langzaam ben, en er meer dan een jaar over heb gedaan om weer eens iets te plaatsen op mijn website. Het gaat ook niet over dat ik nu in het Nederlands post in plaats van Engels (nostalgische overwegingen zorgden ervoor dat ik niet alle voorgaande, Engelse,  heb verwijderd).

Het gaat om iets veel belangrijkers, namelijk dat mensen zijn in te delen door te kijken naar de manier waarop ze met slakken omgaan. Leuk om eens te vragen binnen je kennissenkring.

Je hebt mensen die het gehele bestaan van de slak negeren, en er nooit mee bezig zijn. Dan zijn er ook de actieve platstampers, die genieten van het gekraak van een levend wezen dat onder hun zool wordt verbrijzeld (beter bekend als sociopaten). De eters, die heb je ook. Mensen die vinden dat de hele wereld aan hen behoort, zelfs als dat betekent dat ze glibberige bodemdieren uit hun huisje pulken en in saus dopen. De eters zijn de wereld-is-mijn-oester-types (the world is my oyster, klinkt dan wel weer beter in het Engels).

En tot slot heb je de slakkenmensen.

Ik ben een slakkenmens. Op regenachtige dagen heb ik mijn ogen gericht op waar ik loop, gereed om in actie te komen als zo’n ongelukkige slak met zijn zelfgebouwde huis op zijn rug de oversteek maakt. Als een soort klaar-over zorg ik er dan voor dat hij veilig aan de overkant komt in het groen.

In een wereld vol sociopaten negeerders, eters en stampers, kunnen we wel wat meer slakkenmensen gebruiken.

https://www.naturalis.nl/volg-onze-verhalen/wat-je-altijd-al-wilde-weten-over-slakken

No fairytale

I have always wanted to be a writer. When I was 10, I wrote a fairytale about a prince on a quest to find a magical flower. I remember starting with great enthusiasm, which faded when I was around the midpoint. Then things became hard. The only thing that kept me returning to it was the fact that my classmates wanted me to enter a story contest on their behalf so we could win a trip to a theme park. I finished, and dutiful delivered it to my teacher. Thoroughly unrevised of course.

We didn’t go to the theme-park.

Writing Excuses or: I Dream of Henry

Every writer procrastinates I think (and if you don’t, do NOT tell me). My favorite pass time is PROCRASTACLEARING, cleaning already clean objects is what I do, or I move things around. I also vacuum way too often.

That’s the reason why I’m going to buy myself a Henry when I ever get an agent/ sell a book/ get published. It’s my ultimate writer goal.

henry 2

Look at him smile.

An old fashioned typed up post Hmmm Maybe I should change the title into: a picture of an old fashioned typed up post. And now I wonder how many words you can fit in this title space, and will keep on typing until something says PING. Oh no wait that doesn’t happen on a computer. So what if there’s is no end to this space and I end up typing forever. AHHHH I’m going to stop. Now. Did you know someone tried to figure out how many rows you can add in an excel sheet and that it takes about a day (I forgot the exact numbers). Now I am really going to stop. For real. Stop Irene. Step away from the keys.

typewriterwith tibbe

Try, Try & Try Again

Because it’s probably boring if I type an entire post about the word “try” I livened it up with pictures of The Avocado Project. Here goes:

Step one ->

Buy an Avocado

Step two -> Eat an Avocado (sorry no pictures of this event)

Step three->Dry for a couple of days

Step four ->Put sticks into it so it can dip in water

Step five –eight

Wait, wait and wait some more. (think of ridiculous names for your plant to be.

Step nine

Start over again (because cat thought Avocado Project was a ball)

Side note: I did not overestimate my avocado growing skills and had a plan B.

What have I learned up to this point? Well, for one thing that I’m not a supertalented avocado grower. I am not sure if they are upside down, or if that even matters. I also learned it’s not wise to put my avocado-in-process pots within the reach of my cats.

update: they didn’t grow because I kind of forgot about them.

Atlantis

WP_20170805_15_47_45_Pro (2).jpgBonjour from Bretagne!

A short post to inform you that I’ve found the stairway to Atlantis (picture above). The entrance fee is a seagull feather, your first memory of the sea and a starfish, in case you ever found yourself knocking on the doors of this underwater world. A small price to pay, trust me.